De wetenschap -zoals we die kennen- gaat de komende vijf tot tien jaar onherkenbaar veranderen. In een serie van drie artikelen laten we zien welke drie hoofdfactoren hiervoor verantwoordelijk zijn. Waarom deze ontwikkeling niet alleen onvermijdelijk is, maar al duidelijk in gang is gezet. En dat dit heel goed nieuws is voor de samenleving.  We gaan namelijk exponentieel meer nieuwe kennis vergaren, meer dingen begrijpen, beter begrijpen, en ruimschoots gebruik maken van deze verse kennis om ons leven leuker en doelmatiger te maken. Wie kan daar nou op tegen zijn? Maar hoe zit het dan met die kop boven dit artikel? Is dat niet in tegenspraak met de geschetste voorspelling? Nee, want de klassieke wetenschap die is geworteld in al dan niet verzuilde universiteiten, met daaromheen een ecosysteem van commercieel belanghebbenden (wetenschappelijke uitgevers, financiers van onderzoeken, semi-publieke onderzoeksinstituten) krijgt meer dan serieuze concurrentie van een nieuwe generatie opensource-wetenschappers, buiten de bestaande universiteiten om.

t-Kleine-Slagertje-by-Dishtales-5-of-6

De metafoor van de slager die broodjes verkoopt 
U kent hem vast wel, Keurslager ‘Jansen’ die by far de lekkerste fijne vleeswaren verkoopt in uw eigen stadje. Van heinde en verre komen de clientèle af op de reputatie van deze excellente vakman. Maar wat doen die klanten dan vervolgens? Ze kunnen niet wachten tot ze thuis zijn. Ze vragen: ‘Slager, heeft u geen broodje rosbief?’ En wat doe je dan als slager? Klant is koning, nietwaar? En ook al heb je totaal geen verstand van brood, je haalt ergens broodjes vandaan, bij de bakker om de hoek, en je verkoopt voortaan broodjes salami, broodjes ham, broodjes filet americain en nog veel meer. So far, so good. Maar nog geen half jaar later staat de nering van Jansen alom bekend als: ‘de lekkerste broodjes van de stad’.
Best raar, toch? Want Jansen had immers totaal geen verstand van brood. Hij is s-l-a-g-e-r! Jansen haalt echter zijn schouders op. En geef hem eens ongelijk. Zouden wij ook doen, als we Jansen waren. Want drie plakjes ham op een bedje van gebakken tarwe levert veel meer marge op, dan zeven plakjes ham op zo’n bedje van doorzichtig plastic. Er is geen enkel probleem. Totdat de ambachtelijke bakker om de hoek failliet gaat en Jansen is aangewezen op kleffe industriële puntjes uit de broodfabriek. Daar ga je dan, met je lekkerste broodjes.

De wetenschap is ook zo’n slager die broodjes verkoopt

Weet je waar de wetenschap heel goed in is? In het objectief consciëntieus vaststellen van de werkelijkheid. Daar zijn ze echt waanzinnig goed in. Als je wilt weten hoe de werkelijkheid is, vraag het de wetenschap. Zij is de beste van de stad. Het probleem van de werkelijkheid is dat de werkelijkheid eerst moet bestaan, voordat je hem kunt onderzoeken. De werkelijkheid gaat dus per definitie altijd over het heden óf over het verleden. Daar is de wetenschap de onvolprezen expert in. Een wetenschapper is zogezegd een heden-en/of-verleden-expert. Zijn product is wijsheid. Wijsheid is waardevol. Als je geduldig wacht, komt er een moment dat je iets hebt aan die wijsheid.
Maar de klanten van de wetenschap hebben zelden geduld. Sterker nog: ze zijn meestal maar nauwelijks geïnteresseerd in het heden of het verleden. Ze zijn voornamelijk nieuwsgierig naar de toekomst. Daarom vragen ze steeds aan die wetenschappers: ‘kun je je plakken wijsheid ook serveren op broodjes van
toekomstvoorspelling?’ En wat doe je dan als wetenschapper? Het zijn wel je klanten, hè? Zij betalen je salarissen. En als je te eigenwijs bent, dan stoppen ze daar misschien wel mee en kun je je tent sluiten. Dus geef ze eens ongelijk. Zouden wij ook doen, als we wetenschappers waren. Dus je verkoopt je kernproduct wijsheid met een paragraafje toekomstvoorspelling, ook al heb je als wetenschapper net zo weinig verstand van toekomstvoorspellingen, als de slager verstand heeft van broodjes.  Er is nog geen enkel probleem. Zolang de wereld maar heel erg statisch is. Want in een statische wereld blijken extrapolaties van de huidige werkelijkheid redelijk goed te functioneren als toekomstvoorspelling. En dat kunnen ze heel goed, die wetenschappers, dat extrapoleren. Dat is gewoon een stukje oprekken van de huidige werkelijkheid. Dus er is nog steeds geen probleem. Totdat die statische wereld om ons heen failliet gaat, en we voortaan zijn aangewezen op een grillige steeds sneller en onvoorspelbaar veranderende wereld. Dan heb je helemaal niets meer aan je extrapolaties. En in díe fase zitten we nu. De statische wereld is al een paar jaar failliet. De wetenschappelijke staatjes waarin rond 2010 middels extrapolaties het toekomstig sms-verkeer werd voorspeld, liggen al een jaar of wat in de prullenbak. Die prullenbak wordt steeds voller. De wetenschappelijke staatjes waarin in 2015, op basis van extrapolatie de toekomstige verkoopcijfers van auto’s met benzinemotoren in 2025 werd geprognotiseerd, hangen over een tijdje als ingelijst relikwie in het historisch automobielmuseum.

Don’t blame de wetenschapper!
De wetenschapper is vanuit zijn aard een heel consciëntieus persoon. Al meer dan een eeuw verkoopt hij tegen heug en meug broodjes toekomstvoorspelling, maar ook dát heeft hij altijd heel conciëntieus gedaan. Er staat altijd een vette disclaimer bij! De wetenschap kan er eigenlijk niets aan doen, het zijn telkens zijn klanten die met de wetenschappelijke bevindingen aan de haal gaan. Zij trekken voortdurend de conclusies van de wetenschapper uit zijn verband. In productbrochures, in advertenties, maar ook in politieke speeches, ambtelijke beleidsstukken en krantenartikelen is die vette disclaimer meestal weggestreept en wordt de onzekere toekomst schaamteloos als een stukje toekomstige werkelijkheid gepresenteerd.

Ceteris Paribus
De wetenschap gebruikt al sinds jaar en dag een standaard-methodiek om voorzichtige uitspraken over de toekomst te doen. Die methodiek staat onder wetenschappers bekend als ceteris paribus. Stel de regering wil
graag van de wetenschap weten: ‘Wat betekent het voor de werkloosheid in 2042 als er tegen die tijd een kleine vijf miljoen 65-plussers zijn in Nederland?’. Iedere zichzelf respecterende wetenschapper zegt dan eerlijk: “Beste regering, dat is niet goed te voorspellen, want dat hangt van tientallen factoren af. Maar we kunnen wél een berekening maken van wat er gaat gebeuren als we slechts één factor gaan wijzigen en alle andere factoren blijven ongewijzigd. Dat heet ceteris paribus; Latijn voor “het overige gelijk blijvend”.
‘Nou, doe dan maar die berekening’, zegt de regering. En de wetenschapper maakt braaf een simpel
extrapolatie-sommetje: Als het overige allemaal gelijk blijft (disclaimer!) dán …. dan zijn er in 2042 te weinig beschikbare werknemers om al die banen in te vullen.
Maar die disclaimer daar wordt overheen gewalst en de volgende week maakt de regering bekend: Door de vergrijzing dreigt een enorm tekort op de arbeidsmarkt te ontstaan. Dus worden er maatregelen voorgesteld. De pensioenleeftijd moet omhoog, de duur van de arbeidsweek moet weer naar 40 uur, er moet meer immigratie komen om het tekort aan arbeidskrachten aan te vullen.

Kleffe broodjes
Tientallen jaren lang waren zo’n beetje alle politici en beleidsmakers er heilig van overtuigd dat de vergrijzing tot grote krapte op de arbeidsmarkt zou leiden. Zó erg geloofde men in de extrapolaties, zonder aan de disclaimer te denken. Pas een jaar of twee geleden begon men wakker te worden: de overige factoren blijven helemaal niet gelijk! We hebben steeds minder arbeidsuren nodig om hetzelfde werk te doen. En voor elke nieuwe bejaarde komen er twee robots bij. In plaats van grote krapte op de arbeidsmarkt dreigt juist precies het tegenovergestelde: massale werkloosheid.
En daarom wordt de wetenschap (zoals we die kennen) steeds minder belangrijk. In de relatief trage wereld van de 20e eeuw kwam het heel vaak voor dat de ceteris paribus-rekensom de toekomst goed bleek te voorspellen. De wereld veranderde zo traag, dat het overige gewoon spontaan gelijk bleef. In het huidige tijdperk, waarin verandering de enige constante is, is het vrijwel uitgesloten dat de overige factoren gelijk blijven. Het oerproduct van de wetenschap blijft onverminderd in tact: de consciëntieus vergaarde wijsheid. Maar het bijproduct van broodjes toekomstvoorspelling is in snel veranderende tijden al een klef broodje zonder waarde, zodra het uit de wetenschappelijke bakkerij komt rollen.

Onderzoek gewenst?
Veranderende omstandigheden schreeuwen om nieuwe productiemethoden en organisatiemodellen. In bedrijven en organisaties met een behoudzuchtige organisatiecultuur, horen we nogal eens roepen: ‘We kunnen niet zomaar iets nieuws proberen, als nog niet bewezen is dat het werkt’ Deze redenering rammelt impliciet. Je kunt pas weten of iets werkt, als je het uitprobeert. Experimenteren op kleine schaal is waarschijnlijk de beste strategie.
De ouderwetse reflex om eerst wetenschappelijk bewijs te verlangen of iets in de toekomst gaat werken is een
vorm van zelfverlakkerij geworden. De wetenschap kan dat helemaal niet voorspellen, want de wetenschap heeft net zoveel verstand van toekomstvoorspellingen, als de slager verstand heeft van brood. En door omstandigheden buiten de slagerij en buiten de wetenschap om, zijn er de komende tijd uitsluitend nog kleffe broodjes beschikbaar.

In deel 2: de invloed van big data op de wetenschap