We hebben een nieuwtje: de Engelse vertaling van Nooit Af gaat The Permanent Beta Principle heten. Mooi hè? Maar wat is dat nou precies, dat Nooit Af-principe? In België zagen we deze maand een prachtig voorbeeld. Een groot overheidsproject waar ruim een jaar aan was gewerkt, was eindelijk klaar. De Belgen hebben er welgeteld één week een beetje van kunnen profiteren. Daarna was het project volledig achterhaald. Het nut is nu nul. Doordat in de buitenwereld iets was veranderd.

Regelmatig maken Martijn en ik het mee dat we ergens een lezing geven en dat dan vooraf de gastheer vertelt dat hij de titel van Nooit Af zo toepasselijk vindt: “Want onze organisatie maakt vijfjarenplannen, maar er is altijd vertraging, het is Nooit Af.” Oops. Dat is niet precies wat we met Nooit Af bedoelen, to put it mildly. Nooit Af stelt juist dat we die gedetailleerde meerjarenplannen maar eens moeten afschaffen. Want in de huidige economie werkt dat niet meer. Het is een inefficiënte organisatiemethode geworden, doordat de toekomst van iedere organisatie steeds minder bepaald wordt door het interne beleid. En in toenemende mate afhankelijk is van een buitenwereld, die in steeds sneller tempo verandert.

Zaaitijd versus oogsttijd
Er is een tijd van zaaien en er is een tijd van oogsten. De moeite van het zaaien moet in verhouding staan tot de opbrengst van de oogst. Een gezond boerenverstand is daarbij vaak nuttiger dan een doctoraat in de hogere managementkunde. Iedere boer weet dat het niet slim is om voor 1000 euro te zaaien, als de oogst maar 100 euro opbrengt. Deze boerenslimheid geldt natuurlijk net zo goed voor niet-agrarische investeringen. De koekjesfabriek gaat alleen een nieuw koekje op de markt brengen, als de te verwachten hoeveelheid verkochte koekjes de kosten van de aanschaf van de nieuwe koekjesmachine goedmaakt. Overheden zijn van nature iets minder geneigd om de opbrengstenkant van investeringen in de gaten te houden en daarom is het zo belangrijk dat er waakzame tegenkrachten in de samenleving zijn, om de overheid alert te houden. Bijvoorbeeld nieuwsmedia, een kritisch parlement, wetenschappers, satirische tv-programma’s, klokkenluiders, actiegroepen en alerte burgers die verspillingen aan de kaak stellen.

De opbrengst van een fietspad
Als de overheid vijf jaar lang bezig is met het aanleggen van een mooi fietspad van plaats A naar plaats B, dan is dat een uitstekende investering, mits daar de komende vijftig jaar druk op gefietst wordt. Het pad kost misschien wel 500.000 euro, maar die kosten mag je dan uitsmeren over 50 jaar. Dus dan kost het maar 10.000 euro per jaar; een uitstekende verhouding tussen kosten en nut. Maar wat nou als de wereld om ons heen zo snel verandert, dat er over 25 jaar geen fietsen meer zijn? Dat we ons dan met zelfsturende drones van A naar B verplaatsen? Of dat er niemand meer naar plaats B hoeft te fietsen, omdat het bedrijf dat daar zijn hoofdkantoor had gevestigd failliet is gegaan? In dat geval heeft het fietspad maar 25 jaar nut gehad, in plaats van 50 jaar. Dus kun je de kosten maar over 25 jaar uitsmeren. En dan moet je achteraf concluderen, dat het fietspad dus twee keer zo duur was, als je vooraf had bedacht. Als je dat vooraf had geweten, had je wellicht dat fietspad nooit aangelegd.

We zijn verslaafd geworden aan traagheid
In een traag voortkabbelende wereld -en dat was de vorige eeuw- was het een heel slimme strategie om lekker lang te doen over het traject Besluitvorming-Voorbereiding-Uitvoering. Er werd eindeloos vergaderd. Onderzocht. Gecheckt en gedoublecheckt. En nog maar een keer vergaderen. En alles vooraf tot in detail plannen. We maakten dingen die Af waren. En dat was ook zo, in grote lijnen. We wisten nagenoeg zeker dat er over vijftig jaren nog steeds gefietst zou worden, dus het loonde de moeite om alles heel nauwkeurig vooraf te plannen. Als de PTT in 1960 een telefooncel ging plaatsen, ging men er blind vanuit dat die cel vervolgens tientallen jaren gebruikt zou worden. Het was dus belangrijk om heel zorgvuldig te onderzoeken dat hij op de juiste plek werd geplaatst, want als je hem later moest verplaatsen zou dat extra geld kosten. Deze traditionele strategie van langdurige gedetailleerde voorbereiding heeft ons veel welvaart gebracht. Het was onmiskenbaar de slimste strategie voor de 20ste eeuw. Het nadeel alleen is dat we sluipenderwijs verslaafd zijn geworden aan traagheid. Na dik een eeuw van grote successen, is het DNA van de organisatiekunde erfelijk belast met een zucht naar traagheid. Je ziet het als je weer eens een brief krijgt van een verzekeringsbedrijf waarin slechts staat dat onze vraag in behandeling is, en dat we binnen zes weken antwoord krijgen op onze vraag. In de tijd dat ze die nietszeggende brief sturen, hadden ze toch ook een brief kunnen sturen met het antwoord op onze vraag? Je ziet het als er ergens een evident probleem aan het licht komt en de verantwoordelijke bestuurder of CEO reageert met de traditionele 20ste-eeuwse-traagheidsreflex: “We gaan eerst een onderzoek uitvoeren naar het probleem.”  Maar wat valt er nog te onderzoeken? De feiten zijn al op tafel gekomen.
We zien het, als een jong volwassene zich meldt bij de woningbouwvereniging voor een zelfstandige woning. “De wachttijd voor een woning is zeven jaar, meneer.” Als je van je 18de tot je 25ste op een woning moet wachten, waar je vervolgens van je 25ste tot je 75ste woont, omdat je maar één keer in je leven ging trouwen en 40 jaar voor dezelfde baas werkte, dan kan er nog sprake zijn van een acceptabele verhouding tussen wachttijd en nut. Maar dit is de 21ste eeuw, waarin het leven veel grilliger is geworden en waarin we het moment naderen dat mensen gemiddeld nog maar zeven jaar in hetzelfde huis blijven wonen. Wat heeft het voor zin om eerst zeven jaar te wachten, als je op de dag dat je de sleutel krijgt al vergevorderde verhuisplannen hebt?
We zien het overal in het land als jonge ouders in een vers opgeleverde nieuwbouwwijk met beschilderde lakens voor het stadhuis gaan demonstreren voor een speeltuintje in hun wijk. Zo lief. En het werkt ook nog. Die speeltuintjes komen er meestal wel. Maar te laat. Want de verantwoordelijke wethouder is zo verslaafd aan traagheid, dat veel van die speeltuintjes er troosteloos bij liggen, omdat ze pas na zóveel jaren werden opgeleverd, dat de kleuters in de woonwijk inmiddels te oud waren voor de wipkip.

Na dik een eeuw van grote successen,

is het DNA van de organisatiekunde

erfelijk belast met een zucht naar traagheid.

We moeten afkicken
‘Nooit Af’ is in feite een afkickmethode voor die verslaving aan traagheid. Managers, bestuurders, professionals, ondernemers, organisatoren, moeten hun verslaving aan traagheid onder ogen zien en erkennen dat succesvolle strategieën uit het verleden geen garantie meer bieden voor de toekomst. De verslaving aan traagheid moet plaats maken voor het omarmen van het Nooit Af-principe. Niet omdat het hip is om iets nieuws te bedenken, maar omdat het noodzakelijk is als de wereld niet meer traag voortkabbelt. Uitzonderingen daargelaten zijn langdurige voorbereidingen steeds minder lonend. Het is
een illusie dat we oplossingen produceren die Af zijn. Oplossingen zijn per definitie tijdelijk en in de huidige samenleving met een hausse aan nieuwe technologieën hebben we gewoon steeds sneller weer een nieuwe oplossing nodig, door veranderingen in de buitenwereld. Het basisprincipe van de organisatiekunde moet daarom 180 graden om. Van Eerst-Voorbereiden-Dan-Uitvoeren, naar Eerst-Uitvoeren-Dan-Verbeteren. Snellere actie en meer flexibiliteit. Dát is The Permanent Beta Principle.

Het verdriet van België
Een fraaie illustratie van hoe goedbedoelde langetermijnplannen al supersnel door de realiteit ingehaald kunnen worden, zagen we deze maand in België, waar op 7 juni een nieuwe anti-terrorismewet in werking trad. Na de aanslag in Zaventem (waar in 2016 op 22 maart 32 dodelijke slachtoffers vielen) namen de Belgische autoriteiten keiharde maatregelen.
Terroristen overleggen telefonisch met elkaar, dus moet de veiligheidsdienst meer afluisteren. Het irritante van die terroristen is echter dat ze dat met anonieme prepaid telefoonkaarten doen. Dus als de afluisteraars dan een terrorist op het spoor zijn, weten ze niet hoe hij heet en waar hij woont. Daarom zijn in België nu sinds deze maand de anonieme prepaid simkaarten verboden. Minder dan vijftien maanden na Zaventem, dus relatief zeer snel voor nieuwe wetgeving.

Belgie

Er is in die vijftien maanden keihard gewerkt aan de voorbereiding. Dat heeft veel geld, tijd en zweetdruppels gekost. Want er waren 3,1 miljoen van die simmetjes met beltegoed in omloop en de Belgische telecom providers hebben sms’jes gestuurd naar al die nummers. En hun backoffice overhoop gegooid, zodat de anonieme bellers zich alsnog konden registreren. Vervolgens hebben 2,7 miljoen Belgen allemaal eindeloze formulieren ingevuld en kopieën paspoort aangeleverd. En op 7 juni was het dan eindelijk zover: de resterende 0,4 miljoen simkaarten zijn gedeactiveerd. Je kunt er niet meer mee bellen. 400.000 Belgen zijn hun beltegoed kwijt, maar de strijd tegen het terrorisme mag iets kosten, nietwaar? Hoeveel terroristen zich onder die 400.000 simkaartregistratiemijders bevinden is helaas onbekend gebleven.
Fikse tegenvaller voor de Belgische terreurstrijders was, dat halverwege de Operatie SIM-salabim het Nederlandse parlement een voorstel verwierp om ook in Nederland de anonieme simkaart te verbieden. Het nuttige effect van de nieuwe Belgische wet werd daardoor al marginaal, nog voordat de wet van kracht werd. Want sinds 7 juni rijden Belgische terroristen dus naar Nederland om een anonieme sim te kopen. Van Molenbeek naar Breda, Bergen op Zoom, of Hulst; het is maar een uurtje rijden. Maar Allez zulle, dan is er nog één voordeeltje over van de nieuwe wet. De terroristen worden in ieder geval op flinke kosten gejaagd, want als ze elkaar dan fotootjes gaan appen, van potentiële doelwitten, dan betalen ze zich scheel aan roamingkosten. En alle kleine beetjes helpen. Voor iedere euro die een terrorist aan roamingkosten betaalt, kan hij één euro minder aan springstof kopen.
Welgeteld acht dagen lang duurde dit voordeeltje. En toen werd het 15 juni en werden de roamingkosten binnen de EU afgeschaft. De opbrengst van het kostbare project is gereduceerd tot nul.

Onder de toonbank
We hebben het niet zelf gecheckt, maar we durven er het complete verzamelde werk van Hugo Claus om te verwedden, dat er inmiddels in vele Brusselse telefoonwinkeltjes onder de toonbank simkaarten uit Holland worden verkocht. Want zo gaat dat in de praktijk met 99% van alle veiligheidsmaatregelen: voor de brave burgers betekenen die maatregelen gedoe, ongemak, irritatie en angstgevoelens. Maar de boeven lachen er om, die weten altijd heel simpel de mazen in de wet te vinden. Veel terroristen zijn al lang geleden afgestapt van communicatie per telefoon. Want anonieme sim of niet; je weet nou eenmaal dat telefoons afgeluisterd kunnen worden. Veel veiliger is het om onbespied te vergaderen via chatboxen van online computergames. Er zijn honderdduizenden verschillende games, er komen dagelijks honderden nieuwe bij, en de AIVD’s van deze wereld kunnen die onmogelijk allemaal in de gaten houden. De cyberwatchers weten dit natuurlijk heel goed, maar in de bestuurlijke kringen wordt dit liever genegeerd. Want politiek zou het niet erg lekker liggen als in het kader van terrorismebestrijding een verbod op Candy Crush afgekondigd zou worden. Of dat je alleen nog maar Wordfeud mag spelen, als je eerst op het stadhuis je paspoort laat zien om een Wordfeudvergunning aan te vragen. Dan maar liever symbolische wetgeving voor de bühne.
Maar die opbloeiende grijze economie van Hollandse simkaarten in de Belgische phoneshops dan? Zijn dat dan geen terroristen, die daar kopen? Welnee, dat is een geheel andere doelgroep. Dat zijn onder andere illegalen die geen paspoort hebben om een Belgische simkaart te kopen. En andere groeperingen in de samenleving die uit de boot zijn gevallen en niet (meer) bij machte zijn om langs de reguliere bureaucratische route aan een Belgische simkaart te komen, zoals daklozen, mensen met schuldproblemen, of bejaarden die geen paspoort hebben omdat ze toch nooit reizen. Het is heel nuttig voor de samenleving als ook zíj een smartphone hebben, want dan kunnen ze tenminste 112 bellen, als ze een terrorist op straat zien lopen.